Leer je kind kennen
Na Tienerbrein schreef Jelle Jolles Leer je kind kennen. Een boek voor iedereen die een adolescent in huis (of net uit huis) heeft en voor iedereen die met jongeren werkt, op school of elders. Zijn wensen: laat wetenschap en praktijk hand in hand gaan, voer meer dialoog en laat volwassenen hun attitude onder de loep nemen. Dan zou het leven met en vooral ook voor onze jongeren gemakkelijker, fijner en zinvoller kunnen zijn. Een gesprek over een missie.
De titel is meteen het doel van dit boek, Leer je kind kennen! Wat maakt het voor u nodig om hiertoe op te roepen?
Dat doe ik omdat veel volwassenen onvoldoende zicht hebben op het waarom van het gedrag van de jongere. We vinden adolescenten vaak ‘lastig’, en we begrijpen niet waarom ze interesse hebben in dingen die volgens ons niet belangrijk zijn voor hun ontwikkeling. Maar er is veel kennis over hun beleving, gedrag en vaardigheden en de ontwikkeling daarvan. De adolescentie is daarom een periode van kansen en mogelijkheden en niet van kommer en kwel. Mijns inziens kan een attitudeverandering bijdragen aan een betere ontplooiing, en daar gaat mijn boek over. Ik heb het geschreven als wetenschapper én als praktijkprofessional. Als GZ-psycholoog en klinisch neuropsycholoog werk ik al heel lang met jongeren en hun ouders, bijvoorbeeld rondom vragen over slecht presteren of juist supergoed presteren. Daarnaast onderzoek ik wat de wetenschappelijke kennis aan die praktijk kan bijdragen. Het is mijn missie om een dialoog tussen wetenschap en samenleving op gang te brengen, en daar draagt dit boek aan bij.
Zowel ouders als leraren verdiepen zich steeds meer in de psychologie van het kind en nu ook in de werking van het brein, want dat is hip, zoals u zelf ook benoemt. Is dat een goede ontwikkeling?
Ja, het is waardevol dat we ons meer gaan verdiepen in het kind en zijn gebruiksaanwijzing. De samenleving is erg complex geworden en ouders, leraren, coaches, maar vooral ook de jongeren zelf, hebben er baat bij als er meer begrip is over wat er gebeurt bij de ontwikkeling van tieners en adolescenten. Kennis over de neuropsychologische en psychologische ontwikkeling geeft handvatten. Denken dat het ook wel zonder die kennis kan, doet onrecht aan die jongeren die niet goed terechtkomen en die meer hadden kunnen bereiken. Ouders voeden op met veel liefde, dat is mooi én essentieel, maar kennis is erg belangrijk. Niet per se over het brein en de hersenstructuur, maar over de functies en de ontwikkeling daarvan, zoals aandacht, concentratie, empathie of geheugen. Ouders kunnen leren hoe ze voorwaarden kunnen scheppen om hun kinderen zoveel mogelijk ervaring en kennis op te laten doen. Want die hebben kinderen nodig om zich te zijner tijd in de samenleving te kunnen redden. Het is een onjuist idee dat jongeren zelf voldoende in staat zijn om de goede keuzes te maken. Ouders en leraren hebben en houden een belangrijke rol in de steun, sturing en inspiratie. Zonder dat wordt een persoon die potentieel een tien is hoogstens een zeventje of een acht. Mijn pleidooi in dit boek is juist dat ouders zich – meer dan de meesten nu doen – met hun kinderen bezighouden.
Een zeven of een acht in plaats van een tien klinkt nogal cognitief en prestatiegericht, hoe speelt het welzijn van een kind hierin mee?
Dank voor je vraag; dat cijfer gaat niet over de cognitieve ontwikkeling, maar over de hele persoonlijke groei en menswording. Ik bedoel dat een kind dat gewoon de school doorloopt, een rustig thuis heeft, niets meer en niets minder, prima terecht kan komen in een prima betrekking, maar dat dat eigenlijk jammer is als de cognitieve en/of de sociale en emotionele potenties groter zijn. Deze jongere had als mens mogelijk nog een stuk verder kunnen doorgroeien als hij in de tiener- en adolescentieperiode een bredere ontwikkeling en meer ervaring had gekregen. En precies dat heeft met welzijn te maken. Hij of zij had gelukkiger kunnen worden. Daar wordt vaak overheen gestapt; jongeren, tieners met name, voelen zich vaak zo onbegrepen. Ze begrijpen de samenleving (nog) niet, ze snappen niet waarom hun ouders en leraren zo moeilijk doen, dus zoeken ze hun heil vooral bij hun vrienden. Op veel scholen is er te weinig aandacht voor de sociale en emotionele ontwikkeling. Het gaat nog te exclusief om cognitief presteren. Kinderen stromen af als het even niet gaat – eigenlijk omdat de school bang is voor de uitstroomcijfers en de onderwijsinspectie. Maar het gaat er uiteindelijk om dat een jongere leert om de goede keuzes te maken en te doen wat bij hem of haar past.
Er zijn veel uiteenlopende adviezen te lezen in de media. Dan weer zijn ouders te beschermend, dan weer te weinig aanwezig. Meer structuur en regels of juist ruimte voor autonomie… Dat maakt het voor ouders soms niet gemakkelijker.
Laat ik vooropstellen: het IS ook moeilijk. Het is moeilijker dan (leren) autorijden of leren om een website op te zetten. Veel opvoedingsadviezen zijn te algemeen. Sommige ouders zijn te beschermend, we noemen hen dan curlingouders, anderen laten te veel los. Gelukkig zit in bijna alle kinderen zoveel potentie dat ze er wel komen. Maar het kan zoveel leuker, waardevoller, zinvoller. Leer je kind kennen en ook Tienerbrein heb ik juist geschreven om die handvatten te geven. De adolescentie beslaat een lange periode, van ongeveer het tiende tot het vijfentwintigste levensjaar, en verloopt in meerdere fasen. Dat betekent dat we echt goed gedifferentieerd moeten optreden. Daarom beschrijf ik ook de diverse rollen van ouders. Dan weer ben je manager, dan coach, dan inspirator, dan adviseur, en de ouder groeit mee met zijn kind. Die rollen veranderen al naargelang wat je kind al kan. (zie kader)
Ik heb moeite met de term curlingouder, ik vind het zo bestempelend. En elk kind ontwikkelt zich weer anders, soms is er even wat meer hulp of aandacht nodig op bepaalde gebieden.
Helemaal mee eens! Het gaat erom dat heel veel ouders tijdelijk door een fase van curling gaan. Maar iedere ouder merkt het ook wel weer als dit niet meer werkt. Het is niet de bedoeling dat je het huiswerk van je zoon gaat zitten maken en elke ouder zal zich op enig moment realiseren dat hij het zijn kind zelf moet laten doen. Je BENT niet voor altijd die curlingouder, je doet het ook niet zo snel verkeerd. Opvoeden is vallen en opstaan, flexibel zijn, dynamisch meegroeien met je kind en met jouw rollen als ouder, en dan kun je juist ook een hoop lol beleven aan het opvoeden. Met mijn boek wil ik ouders die bewustwording meegeven.
Wijken uw adviezen af van de mainstream adviezen en visies? In welke zin en waarom?
Jazeker, omdat ik benadruk dat er meer steun, sturing en inspiratie moet zijn, thuis én op school, en bij sport of muziekles, en dat ouders een grotere rol kunnen spelen dan ze zelf nu innemen. In mijn visies en adviezen leg ik een grote nadruk op de ontwikkeling van vaardigheden. Die vaardigheden hangen samen met hersenfuncties en ontwikkelen zich door oefening en ervaring. Psychologische processen en beleving ontwikkelen zich vaak secundair aan een vaardigheid; zo kan een kind op zijn tenen lopen en stress krijgen als hij bepaalde vaardigheden onvoldoende beheerst of de indruk heeft dat dat zo is. Dan past een kind zijn gedrag aan door zich bijvoorbeeld terug te trekken of door vormen van compensatiegedrag te ontwikkelen. Dat is wat in de mainstream veel aandacht krijgt. Het kind heeft er echter meer aan als we hem of haar helpen bij het ontwikkelen van die vaardigheden, onder meer door het geven van de juiste feedback.
Op welke punten moet de belangrijkste attitudeverandering komen?
Volwassenen moeten gaan inzien dat tieners en adolescenten nog ‘werk in uitvoering’ zijn. Dat ze een rups zijn, in ontwikkeling tot vlinder. Dat betekent dat onze jongeren recht hebben op meer support en faciliteiten én dat ze het niet verdienen om als lastig, lui en onhebbelijk te worden neergezet. Daarbij zullen leraren veel meer rendement – en ook plezier – aan hun onderwijsrol beleven als ze zich beter bewust zijn van de pedagogische functie van het onderwijs. Leraren maken het verschil in de ontplooiing van jongeren en zijn belangrijk voor hun motivatie en hun overzicht. Wat betreft de ouders: die zouden zich meer en gerichter én proactief met hun kinderen moeten bezighouden.
U vertelt in uw boek dat kinderen van nature nieuwsgierig zijn, dat ze juist leren door nieuwigheid en dat we dat dus moeten voeden. Dat is mooi om te lezen, want dit is precies waar hoogbegaafde leerlingen vaak op vastlopen; dat ze niet elke dag iets nieuws te leren krijgen op school. Hoe kan dit, voor iedereen, beter in het onderwijs?
Door een breder en rijker aanbod en door methodes en middelen die het denken stimuleren. Meer lezen, breder lezen, films bekijken en becommentariëren, maatschappelijk en wetenschappelijk waardevolle onderwerpen laten uitzoeken – er zijn zoveel mogelijkheden. VO-scholen zouden een coördinator moeten hebben voor ‘verbredend en verdiepend materiaal’, en dan bedoel ik álle scholen en voor álle leerlingen. Leerlingen leren rekenen, taal, geschiedenis, vreemde talen, ga zo maar door, dat is de basis. Naast dat cognitieve aanbod moet er aandacht zijn voor de persoonsvorming en de executieve functies. Zonder dat treedt er een deficiëntie op, dan heb je heel veel kennis op je twintigste, maar als je die nog niet zo goed kunt toepassen, kun je niet optimaal functioneren in de samenleving.
Het is bijzonder handig dat kinderen een ‘nieuwigheidsmachine’ zijn; het brein is erop ingericht om voortdurend op zoek te gaan naar nieuwe prikkels. Nieuwe prikkels dragen bij aan de hersenrijping en vullen de archiefkasten van het brein met informatie die op een later moment kan worden gebruikt. Met een goed kennisaanbod leren jongeren bijvoorbeeld begrijpen wat er zich in een stad afspeelt, hoe het nu loopt met Trump en Biden, wat het zou betekenen als we mensen naar Mars kunnen sturen, ga zo maar door. Wat zijn voordelen, wat zijn nadelen aan iets? Daarmee train je denken en redeneren en dat vinden kinderen hartstikke leuk!
Zo’n coördinator kan literatuur en artikelen verzamelen en het nieuws bijhouden. Als leraren dat gebruiken in hun lessen, dient het de kennisverwerving én de leermotivatie. Ik zag onlangs een mooi voorbeeld van drie taaldocenten, Engels, Frans en Duits, die samen lessen hadden gemaakt over de oorsprong van taal en de verbanden tussen de moderne talen. Dat bijvoorbeeld het Engelse woord ‘skate’ uit het Fries komt en dat de Engelsen er indertijd ten onrechte van uitgingen dat het woord ‘schaats’ meervoud is. Zo ben je onderzoekend en creatief met taal, geschiedenis en cultuur bezig. Kinderen vinden het interessant en het maakt hen nieuwsgierig.
En het belangrijkste is, het gaat over denken! Denken kun je alleen leren als je voldoende denkinhouden hebt: feiten, (autobiografische) gebeurtenissen, zaken die je op een eerder moment verworven hebt en die opgeslagen zitten in je brein. Denken is het leggen van een relatie tussen die denkinhouden en ook het zoeken naar verbanden met weer andere kennis en mogelijkheden. Daarom blijft (feiten)kennis altijd belangrijk.
Executieve functies zijn ook hip. Ook in het werkveld van hoogbegaafdheid. U geeft een nieuwe indeling van de executieve functies, anders dan die van Dawson en Guare. Waarom kiest u hiervoor?
Ik vind de indeling van Dawson en Guare gedateerd, we weten inmiddels zo veel meer dan toen zij hun boeken schreven. Mijn indeling is meer gebaseerd op de neuropsychologie, die feitelijk ook met het onderwerp executieve functies is begonnen. Ik heb hier veel onderzoek naar gedaan en in mijn indeling besteed ik veel aandacht aan functies als zelfinzicht, zelfregulatie, overzicht, probleemoplossing, emotieregulatie, empathie en social monitoring. Vertaald naar het kind: wat wordt er verwacht, wat voor implicaties heeft dat wat ik nu doe, wat zijn de intenties van mijn vrienden, van mijn vader, van de leraar… Deze functies beginnen zich al vroeg bij kinderen te ontwikkelen en worden steeds complexer naarmate de adolescentie vordert. In de ontwikkeling van die complexere executieve functies kun je als opvoeder een heel belangrijke en ondersteunende rol spelen.
Voorziet het onderwijs voldoende in ‘leren denken’, wat u – terecht – als zo belangrijk omschrijft? Hoe is de balans volgens u tussen leren feiten te reproduceren en leren denken?
Nee, helaas voorziet het onderwijs daar niet genoeg in. Er ligt een te grote nadruk op het reproduceren van kennis, waarvan voor de leerling de noodzaak niet altijd duidelijk is. Ook het onderscheid tussen convergent denken en divergent denken is erg belangrijk. Divergent denken komt te weinig aan de orde; het is vaak verstopt in een vak als tekenen, en daar waar men ‘creativiteit wil stimuleren’. Denk-creativiteit is echter iets heel anders en veel breder. Creatief denken is essentieel in het leven, omdat dat ons in staat stelt om te kunnen handelen in ongewisse situaties. Dat heeft ook met nieuwsgierigheid en ondernemend zijn te maken, en dat wordt op de meeste scholen niet of erg weinig gestimuleerd. Soms werkt school nieuwsgierigheid zelfs tegen omdat het strijdig lijkt te zijn met de doelen die de leraar zich heeft gesteld.
U heeft het in uw boek ook over het leesonderwijs, een onderwerp dat veel in het nieuws is. Veel kinderen blijken hun leesplezier te verliezen op school. Wat is uw visie op het leesonderwijs?
Ik heb me al enkele jaren geleden uitgesproken over het grote belang van lezen en van leesplezier. Kernpunt is dat het leesonderwijs van dit moment sterk gericht is op technisch/aanvankelijk lezen en daarna begrijpend lezen. Dit maakt het lezen voor kinderen minder interessant en zij concluderen voor zichzelf dat lezen ‘vreselijk is’. Onze visie is dat het onderwijs kinderen veel leukere stof aan moet bieden, inclusief Ikjes uit de NRC, strips, korte lemma’s zoals in het Guinness Book of Records. Het begrijpend lezen gaat veel te weinig in op ‘verbeelding’ en dát is wat er nodig is, want dat is belangrijk voor de persoonlijke groei. Ook hier kunnen we weer profiteren van die nieuwsgierigheid; je kunt kinderen alles geven om te leren lezen, als het die vensters in de geest maar openzet. Dankzij verhalen kunnen we ons een voorstelling maken van een jongen in de oertijd of een deal met China en wat die teweegbrengt. Verhalen brengen de wereld in beeld, lezen gaat over andere mensen, hoe ze leven en werken en ageren, over hun denken, hun emoties en over regels en gebruiken in de samenleving. Zaken waarmee de jongere zich kan identificeren en die hem helpen om consequenties te leren overzien. Dat draagt allemaal bij aan de algehele ontwikkeling.
Ik wil graag afsluiten met een vraag namens mijn zoon van veertien: als u slechts één tip mocht geven aan alle ouders in Nederland, welke zou dat dan zijn?
Heb respect voor je kind. Zie in dat kinderen het helemaal niet altijd zo makkelijk hebben, dat je kind aan het zoeken is naar de beste weg naar een toekomst die hij of zij zelf nog niet kent – en jij als ouder natuurlijk ook niet. Heb interesse in je kind en geef hem aandacht, ook al heb je het zelf druk. Inspireer en wijs routes. En vertel ook over jezelf, vraag om feedback: ‘Wat zouden wij als ouders beter of anders moeten doen?’ Herken en erken dat het begeleiden van je kind naar zijn of haar ontplooiing best een klus is, maar zie ook dat jullie samen vreugde kunnen beleven aan het proces dat leidt tot persoonlijke groei en, uiteindelijk, autonomie. Investeer daarom in jullie relatie en geef je kind vrijheid: vrijheid in geborgenheid.door Marrigje de Bok
Interview door Marrigje de Bok. Dit interview is gepubliceerd in het tijdschrift Gifted@248 wintereditie 2020/2021.