Martin van Delden over het werken met hoogbegaafde kinderen
door Erienne van der Veen
Eerst wilde hij helemaal geen leerkracht worden. Martin van Delden begon na de middelbare school namelijk met de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting, want een baan als tuinarchitect leek hem wel wat. Na vervolgens een opleiding administratie besloot hij iets creatiefs te gaan doen. Hij koos de pabo. Daar bleek een klik mee te zijn, en na zijn afstuderen diende zich een baan bij een Leonardoschool aan. Ineens zat hij tussen hoogbegaafde kinderen in een klas variërend van groep 3 tot en met groep 7. Gaandeweg leerde hij zijn kwaliteiten matchen met de lesbehoeften van deze kinderen. Zijn keuze voor het hb-onderwijs bleek een schot in de roos.
Ik sprak met Martin over zijn visie en ervaring in het onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.
Wat maakte dat je koos voor een Leonardoschool?
‘De manier van onderwijs geven stond daar nog niet vast. Alles moest nog groeien en daarom kon je zelf veel experimenteren en uitvinden. De vrijheid die ik daarin had, vond ik erg fijn. Wel twijfelde ik in het begin over de doelgroep. Ik had best een gechargeerd beeld over hoogbegaafde kinderen: de wijsneusjes van de klas, de Matilda’s [voor niet-ingewijden: naar het beroemde boek Matilda van Roald Dahl over Matilda, een hoogbegaafd meisje van 5 jaar – EvdV]. Toen ik aangenomen was, mocht ik de eerste klas van die afdeling opstarten. Het was veel zelf uitzoeken en zelf proberen, dat vond ik heel leuk. Ik had een groep van zestien leerlingen, variërend van groep 3 tot en met groep 7. Het ene moment zat ik nog Veilig leren lezen-boekjes te doen en het andere moment legde ik wiskunde uit. Ik heb daardoor heel erg leren differentiëren.
Wat me gelijk opviel, was dat ik met verbaal sterke kinderen te maken had. Vanaf dag één was er discussie over alles. Dat voelde nog heel onwennig. De kinderen stelden me in alles op de proef. Ik moest daardoor erg mijn weg vinden in de begeleiding van hen. Het is de hele dag net judo: een beetje geven, een beetje nemen. Uiteindelijk willen deze kinderen – net als alle kinderen – vooral gehoord en bevestigd worden. En hun humor vind ik fantastisch.’
Je vertelt over zestien leerlingen, variërend in leeftijd. Hoe ging je om met al die verschillende niveaus?
‘Idealiter wil je iedere (hoogbegaafde) leerling op zijn eigen niveau lesgeven. Dat is helaas niet haalbaar in je eentje. Ik maakte daarom voor elk vak vijf niveaus en clusterde de kinderen daarin. Ik had per vak dus ook vijf instructies. Dat vraagt van een leerkracht om te spelen met instructie- en verwerkingstijd. Ik deed dan bijvoorbeeld eerst de grootste groep, zodat de andere groep zelfstandig aan het werk kon. Zo speelde ik steeds met mijn tijd en de niveaus van de kinderen.
Kinderen hadden ook vragen tijdens een instructie, dan speelt uitgestelde aandacht een rol. We deden dat met een vragenblokje waar kinderen hun vragen in konden zetten. Op volgorde, want dat is eerlijk, dus dan kom je tegemoet aan hun rechtvaardigheidsgevoel.
Het heeft even geduurd om uit te vinden wat het beste werkt in het managen van zo’n groep. Het ging dan ook met vallen en opstaan. Experimenteren vond en vind ik juist leuk. Dat tekent mij wel een beetje als leerkracht.’
Vertel eens waar je talenten liggen?
‘Ik vind een heleboel dingen leuk en het liefst wil ik het allemaal tegelijk. Dat is ook een beetje hoe ik lesgeef. Ik hou bijvoorbeeld erg van klussen. Ik heb een paar jaar geleden een huis gekocht en zelf opgeknapt. Van tevoren weet ik niet hoe dat allemaal werkt, maar dat vind ik dus juist het leuke. Dat doe ik ook in het onderwijs. Ik zie bijvoorbeeld in een folder van die QR-codes. Daar weet ik zelf helemaal niets van. Ik neem dat mee naar school en introduceer dan een project. We hebben iets gebouwd en ze moeten daar een handleiding bij schrijven. ‘Dat vind ik niet leuk’, is het commentaar. ‘Je mag het ook filmen’, zeg ik dan. Dus even later staat het op YouTube, maar mensen moeten het wel kunnen vinden. Ik zeg dan tegen de kinderen dat het vast wel mogelijk is om zo’n QR-code zelf te maken. Dus wordt de opdracht: ga eens op onderzoek uit hoe je dat doet. Ik weet het antwoord zelf ook niet, maar ik vertrouw er wel op dat ik het antwoord zou kúnnen vinden. En dat vertrouwen moet je altijd hebben. Je hoeft niet alles van tevoren te weten. Ik doe juist graag dingen waar ik nog niets van weet.
Uiteindelijk hebben de kinderen het thema afgesloten met een rondleiding voor ouders. Bij het bouw werk hing een QR-code waarmee de ouders de online handleiding konden bekijken. Ik kreeg later zelfs kerstkaarten van leerlingen met QR-codes waar ik uiteindelijk naar filmpjes geleid werd waarin ze zongen.’
Ben je zelf hoogbegaafd?
‘Ik denk het niet. Kinderen vragen dat ook wel eens, en als ik zeg van niet zeggen ze vaak: ‘Hoe kun je ons dan lesgeven?!’ Dan antwoord ik: ‘Misschien is het wel zo dat alles wat ik weet, jij veel sneller weet. Maar ik heb genoeg bagage om je gedurende je basisschoolleeftijd te begeleiden.’
Als je denkt dat je slim moet zijn om deze kinderen les te geven, ga je er stiekem ook van uit dat je alles moet weten. En dat is denk ik een valkuil. Je moet als leerkracht juist soms kinderen expert laten zijn in hun interesse. Het feit dat dat mogelijk is in het hb-onderwijs, maakt ook dat het zo veel meerwaarde heeft voor die kinderen.’
Wat is dan die meerwaarde?
‘Neem nou een hoogbegaafd kind uit groep 3, dat wilde graag een spreekbeurt geven. Ik heb dat op mijn vorige school meegemaakt. Eigenlijk is een spreekbeurt in groep 3 niet de bedoeling, maar na lang aandringen bij de juf mocht het toch. Dus dat kind bereidde een spreekbeurt voor, verdiepte zich in de stof en deed zijn best. Uiteindelijk stond hij voor de klas met een spreekbeurt over hydrauliek. De klas snapte er niets van of vond het niet interessant. Na twee tellen waren de kinderen dus afgeleid of zaten achterstevoren. De juf was alleen nog maar bezig met de klas rustig houden en kon geen oog meer hebben voor het kind met de spreekbeurt.
Wat leert zo’n hoogbegaafd kind daarvan? Hooguit dat hij niet gezien en begrepen wordt. De meerwaarde van een school of klas met alleen hoogbegaafde kinderen is dat ze ontwikkelingsgelijken om zich heen hebben.’
En nu maak je de switch naar regulier onderwijs…
‘Ja. Na ruim negen jaar in het voltijds hoogbegaafdenonderwijs gewerkt te hebben ben ik – met pijn in het hart, maar wegens omstandigheden – overgestapt naar een nieuwe baan. Die was in het speciaal onderwijs. Dat ging prima, maar ik merkte gaandeweg dat die kinderen een ander soort leerkracht nodig hebben dan ik ben. Mijn behoefte aan vrijheid, spontaniteit en humor kon ik daar niet helemaal kwijt. De kinderen daar hadden juist heel duidelijke kaders nodig. Ik was de hele dag bezig met verwachtingen uitspreken en grenzen stellen. Gedrag lag meer op de voorgrond dan onderwijs geven, en ik miste de onderwijskant. Nu werk ik sinds dit schooljaar in het regulier onderwijs. Ik kan daar weer mijn spontaniteit en humor kwijt.’
Waar zie jij jezelf over tien jaar?
‘Waar precies weet ik natuurlijk niet. Daarvoor hou ik te veel van
experimenteren en spontane beslissingen. Het lijkt me wel echt gaaf om lesmethodes
te ontwikkelen voor hoogbegaafde kinderen. Het nadeel van reguliere methodes is
namelijk dat ze bottom-up zijn opgebouwd. Neem nou bij het rekenen het onder
elkaar vermenigvuldigen. Dat begint met makkelijke sommetjes, bijvoorbeeld 7
keer 23. Wat je veel ziet, is dat hoogbegaafde kinderen sommen uit hun hoofd
doen. Het kind geeft dan het goede antwoord, maar heeft de verkeerde strategie
gebruikt. Na jaren verkeerd rekenen lukken de eigen maniertjes niet meer en
gaat een kind al bijna naar de middelbare school zonder goede strategieën.
Als je methodes blijft volgen, zullen veel hoogbegaafde kinderen dus niet goed leren rekenen. Wat je met hoogbegaafde kinderen moet doen, is ze in een situatie forceren waarin ze dát doen wat jij wilt. Dat klinkt heel dramatisch, maar daar bedoel ik mee dat ik ze een som geef die ze onmogelijk uit hun hoofd kunnen doen. Ik begin niet met 7 keer 23, maar met 125 keer 309.420. Vaak schrikken ze en zeggen het niet te kunnen. ‘Nee, dat kan ik ook niet’, leg ik dan uit. ‘Maar ik weet wel een manier waarmee het lukt.’ Zo heb ik de meeste hoogbegaafde kinderen in één dag onder elkaar vermenigvuldigen geleerd.
Als je zo aan de lesdoelen werkt, bereik je met deze kinderen meer, omdat ze het nut van de strategie snappen.’
Hoe zou zo’n lesmethode er dan uitzien?
‘Haha, ik denk dus dat het heel dunne boekjes worden. Daarin zouden korte
lesbeschrijvingen staan met globale kaders en duidelijke leerdoelen – gericht
op kennis, maar ook op vaardigheden. Verder zou ik de invulling laten
afhangen van waar de kinderen mee komen. Dat voorbeeld van die QR-codes was ook
spontaan ontstaan, maar pakte uiteindelijk ontzettend gaaf uit.
Bij de methode zou wel een heel dikke handleiding zitten voor de leerkracht. Daar zou dan bijvoorbeeld in staan hoe je als leerkracht invulling aan deze lessen kunt geven en op welke manier je als leerkracht hoogbegaafde leerlingen de beste ondersteuning kunt bieden.
Het zal nog wel even puzzelen worden, want ik weet nu niet wat ik in zo’n methode zou schrijven. Maar zoals ik al zei: ik doe juist graag dingen waar ik nog niets van weet.’
Dit interview staat in het herfstnummer 2019 van het magazine gifted@248.