Een pleidooi voor onderwijsvernieuwing – door Suzanne van Haaften
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het tijdschrift Gifted@248 Lente 2019
De meeste hoogbegaafde kinderen krijgen binnen het huidige onderwijssysteem niet de lesinhoud aangeboden waar zij behoefte aan hebben, en het aanbod dat er wel is, wordt vaak niet op zo’n manier aangereikt dat zij er iets mee kunnen.
Veel hoogbegaafde kinderen volgen regulier onderwijs en missen daarmee ontwikkelingsgelijken om mee om te gaan. Hoewel er steeds meer fulltime hb-scholen komen en de wachtlijsten voor deze scholen flink toenemen, lijkt dit toch niet te resulteren in een groter welbevinden voor deze kinderen omdat er desondanks een steeds grotere groep thuis komt te zitten.
De uitzonderlijk hoogbegaafden zijn daarbinnen nog een groep apart. Hun manier van denken en functioneren lijkt zo fundamenteel anders en meer divers te zijn dan die van gemiddeld intelligente kinderen én de meeste volwassenen, dat het bedienen van deze groep een vak apart is en het vermogen vraagt om het helemaal anders aan te pakken. De vraag op welke manier we gaan zorgen dat deze kinderen kunnen floreren en tot hun volle potentieel kunnen komen, dient zich steeds dringender aan en vraagt om een veel bredere en genuanceerdere kijk op hoogbegaafdheid dan de meeste (onderwijs)mensen tot nu toe hanteren. Het is dé grote uitdaging voor politiek en onderwijs om dit de komende jaren op een goede manier te gaan vormgeven.
Lars: twee leerkrachten gingen boven op hem zitten
Lars (8) was een leergierig, vrolijk en eindeloos geïnteresseerd kind, dat zichzelf al leerde lezen toen hij 2 jaar was. Hij ging graag naar het kinderdagverblijf, waar hij mocht zijn wie hij was. Pas toen de grotere kinderen naar school gingen en er alleen jongere kinderen overbleven, ging hij zich vervelen. Hij werd ‘lastig’, de leidsters wisten niet meer wat ze met hem aan moesten. Toen hij 3½ jaar was, werd hij weggestuurd van het kinderdagverblijf.
Bij zijn wendag in groep 1 van de basisschool werd meteen duidelijk dat hij een veel hoger niveau had dan gemiddeld en werd er geadviseerd te versnellen naar groep 3 op fulltime hb-onderwijs. Eenmaal op de hb-school, moest hij toch naar groep 1, waar ze hem niet begrepen en hij zich verveelde. Hij werd op autoritaire toon aangesproken en voelde zich onveilig, en om die reden verstopte hij zich op een dag onder de tafel. Daar werd hij onder vandaan getrokken door de leerkracht. Hij verzette zich, werd boos en begon te schoppen en te slaan. Twee leerkrachten vonden het nodig om boven op hem te gaan zitten om hem in bedwang te houden. Hij kwam met striemen en blauwe plekken thuis.
Hierna ging het in rap tempo bergafwaarts met Lars. Hij ging bedplassen en werd angstig. School bestempelde hem als autistisch en schreef hem uit. Lars zat een halfjaar thuis en herstelde langzaam. Hierna volgde een nieuwe school. Juf bleek tegen overspannenheid aan te zitten en had geen ruimte voor Lars. Hij kwam weer thuis te zitten. Na opnieuw een periode van herstel kwam er een leerkracht aan huis om hem les te geven. Na negen maanden werd opnieuw toegewerkt naar schoolgang. Na één wendag vond de thuisjuf dat Lars het wel alleen kon. Achteraf bleek dit echter een kwestie van geld te zijn geweest. Lars was er absoluut nog niet aan toe om zich alleen te handhaven op school en viel al snel weer uit. Sindsdien zit hij thuis. Hij is nu bijna 9 jaar. Hij is uitzonderlijk hoogbegaafd getest.
Pieter: last van angst en driftbuien
Voordat Pieter (10) naar school ging, was hij een kind met veel energie, veel plezier, enorm snelle afwisseling in interesses, gretig, opstandig. Hij had een sterke eigen wil, was erg sociaal en had een grote prikkelgevoeligheid. Hij had vaak weerstand om naar het kinderdagverblijf, en later ook naar school te gaan, hoewel hij het sociaal gezien naar zijn zin had. Hij vond het moeilijk om zich te voegen naar schoolwerk dat hij niet interessant vond en vanaf groep 5 wilde hij al snel echt niet meer naar school. Hij kreeg last van angst en driftbuien, eerst op school en later ook thuis.
Zijn ouders hadden al vanaf groep 1 veelvuldig gesprekjes over hem met de juf. Ze kregen altijd te horen dat er cognitief niks aan de hand was (want hij had een voorsprong), maar ‘sociaal-emotioneel’ lag hij toch wel echt nog ver achter, volgens juf.
In groep 5 werd Pieter bestempeld als kind met gedragsproblemen, waarbij school vond dat zijn ouders er te veel in mee gingen en hem te weinig begrensden. Ze wilden hem het liefst kwijt en gingen zelfs zo ver dat zij de kennis en kundigheid van Pieters behandelaar diskwalificeerden.
Eind groep 5 veranderde Pieter noodgedwongen van school. Hij ging naar een particuliere school die zich specifiek toelegde op hoogbegaafdheid. De schoolleider daar zegde na een proefperiode tot Pieters grote vreugde toe dat hij mocht blijven, maar veranderde na een week plotseling van mening en schreef hem uit. Deze deuk in zijn vertrouwen was de laatste druppel, Pieter kon hierna niet meer naar school.
Na een ruime periode thuis staat hij nu sinds een jaar ingeschreven op speciaal onderwijs. Hier kreeg hij tijd en ruimte om langzaam in te stappen, maar het onderwijs was nog steeds niet passend waardoor de grote verbetering waarop werd gehoopt uitbleef. Hij gaat daarom sinds kort alleen nog twee dagdelen per week naar een dagopvang voor hoogbegaafde thuiszitters. Hij krijgt cognitief (nog steeds) niet het aanbod dat bij hem past. Pieter is uitzonderlijk hoogbegaafd getest.
Romi: lustelozer en verdrietiger
Als klein meisje was Romi (8) een levendige en vrolijke spring-in-’t-veld. Ze ging zingend en dansend door het leven en was ontzettend nieuwsgierig en leergierig. Op de peuterspeelzaal had ze het aanvankelijk erg naar haar zin. De leidsters zagen duidelijk een ontwikkelingsvoorsprong. Toen de oudere kinderen naar school gingen, begon ze het er saai te vinden. In groep 1 zagen haar ouders al snel dat het niet goed ging met Romi. In groep 2 is ze getest met een IQ van 145+.
Na een overstap naar fulltime hb-onderwijs kon ze verder in groep 3. Ook hier kon ze niet gedijen, ze kreeg boze buien, luisterde slecht en maakte storende geluiden. Na aanvullend onderzoek bleek dat ze opnieuw de lesstof ver vooruit was, maar school kon haar niet méér bieden. Er werd weer een overstap gemaakt, dit keer naar vernieuwend particulier onderwijs, specifiek gericht op hoogbegaafde kinderen. Daar ging ze, aanvankelijk met veel plezier, naar groep 4 en 5. Na verloop van tijd werd ze echter steeds lustelozer en verdrietiger, ze leek lamgeslagen en nam geen initiatieven meer. De zeer ervaren juf, die goed met haar kon werken, was plotseling vertrokken en ervoor in de plaats kwam een onervaren leerkracht die niet goed wist hoe zij Romi moest aanpakken. Er werden haar toezeggingen gedaan die niet werden nagekomen, ze kreeg niet meer de uitdaging noch de instructie die ze nodig had en er werd geen vertrouwen in haar kunnen getoond. Steeds vaker moest zij thuisblijven, en sinds dit jaar is ze officieel thuis zonder inschrijving bij een school. Ouders geven nu thuisonderwijs en betalen alles zelf, ze hopen dat Romi toch nog kan instromen in een reguliere hb-klas.
Freek: ik kan ook niks, ik moet maar dood
Freek (6) was als baby al extreem gevoelig. Hij reageerde op geluiden, stemmingen, voeding.
Hij kon niet gedijen, huilde veel en sliep weinig en onregelmatig. Vanaf anderhalf ging hij naar een gastouder. Het duurde maanden voordat hij in staat was om daar twee hele dagen te zijn.
De ouders van Freek hadden al het idee dat hij hoogbegaafd kon zijn, ook vanwege zijn twee oudere hb-zussen, en vroegen zich al snel af welke school voor hem geschikt zou kunnen zijn. Vanwege het gebrek aan hb-onderwijs voor jonge kinderen en vanwege zijn grote gevoeligheid kozen ze aanvankelijk voor de vrijeschool. Hij ging er vanaf zijn vierde jaar twee ochtenden naartoe maar werd al snel om de haverklap ziek.
Tijdens de zomervakantie klaarde alles weer op en was hij een blakend gezond kind. Daarna werd hij in toenemende mate angstig, uiteindelijk dusdanig dat hij niet zonder een van zijn ouders naar school kon. Juf stond deze noodzakelijke begeleiding niet toe, waardoor ouders genoodzaakt waren een andere school te zoeken. Daar bloeide hij in eerste instantie op omdat de leerkracht geduld met hem had wanneer hij bang of boos was, wat vaak zo was. Wel sprak ze hem er telkens op aan dat hij er óók voor kon kiezen om níet boos te worden. Hij was toen net vijf. Hij kreeg geen ander werk dan kleuterwerk. Na een halfjaar – hij ging inmiddels vier dagen naar school – raakte hij in toenemende mate overprikkeld. Hij kreeg tics, moest om de haverklap plassen, werd steeds vaker woedend, legde zijn handen op zijn oren als er tegen hem gesproken werd en zei voortdurend ‘ik kan ook niks, ik moet maar dood’.
Tijdens de daarop volgende zomervakantie herstelde hij niet meer, en daarna was hij niet meer in staat om naar school te gaan. Een intelligentieonderzoek maakte duidelijk dat hij uitzonderlijk hoogbegaafd is. Tijdens de periode thuis ging het heel langzaam beter met hem, maar zijn lage zelfbeeld vertroebelt nog steeds zijn functioneren. Ouders kozen daarna voor particulier vernieuwend onderwijs, waar hij parttime naartoe gaat. Hij krijgt daar de ruimte om zichzelf te zijn en stappen te zetten, in zijn eigen tempo. Het lesaanbod is nog steeds niet toereikend, waardoor echt herstel uitblijft en zijn toestand daardoor nog steeds kwetsbaar is.
Thuiszitters
In dit artikel wordt de situatie van vier kinderen beschreven, in vier verschillende kaders. Deze kinderen zitten alle vier thuis en zijn echt.* Het zijn maar een paar voorbeelden, maar hun situatie is illustratief voor hoe hoogbegaafde kinderen, en zeker de uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen, in het huidige onderwijs niet krijgen wat zij nodig hebben. Ook maken deze voorbeelden duidelijk dat de discrepantie tussen het gebrek aan hb-kennis en het geboden onderwijs enerzijds en de behoefte van deze specifieke groep anderzijds zó groot is, dat dit kan leiden tot trauma1, met thuiszitten tot gevolg. Overigens krijgt de term ‘schooltrauma’ tot nu toe nog weinig erkenning. Er zijn zo veel mensen en partijen bij betrokken die bijna nooit moedwillig het kind beschadigen maar gewoon onkundig zijn, dat het ‘probleem’ liever bij het kind wordt gelegd. Het kind is onhandelbaar, moeilijk en ingewikkeld, en daar ligt het dus aan. Er wordt niet gekeken naar de oorzaken van die kwalificaties. Men is bang om verantwoordelijkheid te nemen voor de geleden schade, niemand heeft het zo bedoeld en iedereen is bang om de zwartepiet toegeschoven te krijgen.
Alle hardwerkende en goedbedoelende leerkrachten ten spijt, is dit kennelijk de overheersende cultuur binnen het onderwijssysteem.2 Passend onderwijs kan nooit werken zonder expertise bij de mensen die het moeten uitvoeren. En dit is waarschijnlijk ook de reden waarom sinds de invoering van passend onderwijs het aantal leerlingen dat afvloeit naar speciaal onderwijs, is gestegen in plaats van gedaald, zoals de bedoeling was.
De cijfers rondom thuiszitters zijn diffuus en incompleet. Dit heeft te maken met de manier waarop het thuiszitten wel of niet geregistreerd wordt, wat zijn oorzaak heeft in de verschillende regelingen die er zijn op basis waarvan een kind thuis mag blijven. Het aantal geregistreerde thuiszitters groeit. In 2017 zaten er 4215 kinderen officieel thuis. Overigens is het niet duidelijk hoeveel daarvan hoogbegaafd, laat staan uitzonderlijk hoogbegaafd zijn. Wel is bekend dat het een merendeel is, samen met autistische kinderen. Men vermoedt dat het werkelijke aantal (deels) thuiszittende kinderen veel hoger ligt, maar zolang het thuiszitten niet als zodanig geregistreerd wordt, wordt het niet meegenomen in de officiële telling.
Het aantal afgegeven vrijstellingen, waarna het kind geen leerplicht meer heeft, groeit ook.
In 2017 werden 5736 kinderen vrijgesteld. Dat laatste zal in sommige gevallen als opluchting voelen voor ouders en kind omdat er een hoop strijd en stress wegvalt. De keerzijde ervan is dat deze kinderen en hun ouders nergens recht meer op hebben en het verder zelf maar moeten uitzoeken.
Er zijn ook ouders die – zoals al duidelijk wordt in de verhalen van Pieter, Romi en Freek (zie kaders) – uit het reguliere systeem stappen omdat hun kind daar keer op keer niet krijgt wat het nodig heeft, met alle gevolgen van dien. Zij stappen uit vanwege het vooruitzicht op een eindeloze strijd met de diverse instanties, hetgeen het gezin alleen maar meer onder druk zet. Bovendien is voor deze ouders duidelijk dat reguliere scholen en de meeste hb-scholen hun kind niet bieden wat het nodig heeft. Deze ouders kiezen voor particulier onderwijs en dragen alle kosten zelf. Het bedrag dat jaarlijks voor hun kind op de plank ligt bij het ministerie van Onderwijs (globaal € 6000,- per jaar) verdwijnt en de door de ouders betaalde schoolkosten (die oplopen tot duizenden euro’s per jaar) mogen niet worden afgetrokken van de inkomstenbelasting.
Kortom, de Staat verdient aan deze kinderen.
Hoe het niet moet
Voordat een kind thuis komt te zitten, hebben ouders vaak al een lange periode achter de rug
van praten, proberen, nog meer praten, nog meer proberen, terwijl zij hun kind gedurende die tijd achteruit zien gaan. Ze hebben veelal professionele ondersteuning ingehuurd, meestal op eigen kosten, maar op school verandert er te weinig om verbetering te creëren voor het kind en blijft het dweilen met de kraan open.
Wanneer het kind uiteindelijk uitvalt, begint de volgende fase, waarin ouders opnieuw, en vaak nog meer, een uiterst lange adem moeten hebben. Waar het eerder een kwestie was van praten (soms als Brugman) met de leerkracht, de IB’er en eventueel de schoolleider, komen nu de externe partijen erbij: de leerplichtambtenaar, het Samenwerkingsverband (SWV), de onderwijsconsulent en vaak ook nog de gemeente in verband met de zorg die nu keihard nodig is. Kenmerkend voor de mensen die aanschuiven aan tafel, zijn – helaas – het gebrek aan expertise op het gebied van hoogbegaafdheid (vaak met de pretentie dat die er wél is), een vooringenomenheid over het kind en de ouders en het feit dat zij de ouders te weinig serieus nemen in wat die waarnemen aan en weten over hun kind. Er wordt dwang uitgeoefend om een kind te laten onderzoeken door iemand die niet gespecialiseerd is op het gebied van hoogbegaafdheid (want dat verschil zou niets uitmaken), er worden ‘diagnoses’ uitgesproken door mensen die daarvoor niet zijn opgeleid, en het kind wordt geadviseerd naar speciaal onderwijs te gaan, want hij heeft gedragsproblemen, adhd of is eigenlijk autistisch. Het leidt niet zelden tot een Veilig Thuis-melding met als laatste dreun een ondertoezichtstelling, waarna óók nog een juridische strijd volgt die soms jaren duurt.
Als ouder moet je van enorm goeden huize komen wil je je hierdoor niet laten intimideren.
Ook hebben ouders in deze situatie gedegen kennis nodig van de wetsartikelen waarop zij zich zouden kunnen beroepen zodat hun hoogbegaafde kind krijgt waar hij recht op heeft. De meeste ouders zijn hier niet op voorbereid en weten niet hoe zij de diverse partijen zo ver kunnen krijgen dat deze hun wettelijke verplichting nakomen. Namelijk om passend onderwijs te leveren. Want ieder kind heeft recht op gratis, passend onderwijs in Nederland, ook hoogbegaafde kinderen.3
Wet- en regelgeving
Voor de volledigheid noem ik hier de belangrijkste wetsartikelen waarmee ouders zich kunnen verweren in de vaak moeizame en intimiderende dialoog met de verschillende partijen. De lijst is niet uitputtend, het voert te ver om alle relevante wetsartikelen binnen deze tekst te noemen. Vooral het eerstgenoemde artikel is een belangrijke: ouders hebben de verplichting om voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van hun kind te zorgen, hetgeen als consequentie heeft dat zij hun kind niet daarheen kunnen brengen waar hij schade oploopt. Een saillant detail: dit wetsartikel is in feite strijdig met de Leerplichtwet, die stelt dat ouders strafbaar zijn wanneer zij hun kind thuis houden.
Artikel 247 boek 1 BW
‘Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.’
Artikel 2 Wet PO
‘Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.’
Hoorrecht artikel 12 IVRK
‘De staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.’
Artikel 24 lid 1 VRPH
‘… waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren en wel met de volgende doelen: de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking en de eerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheid en de menselijke diversiteit.’
Artikel 224 lid 2 onder e VRPH
‘Doeltreffende, op het individu toegesneden, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten.’
Bijvoorbeeld leerplan, ondersteunende technologische middelen, persoonlijke assistentie.
Artikel 2 EP EVRM
‘Niemand mag het recht op onderwijs worden ontzegd. Bij de uitoefening van alle functies die de Staat in verband met de opvoeding en het onderwijs op zich neemt, eerbiedigt de Staat het recht van ouders om zich van die opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen.’
Vrijstellingen worden verleend op basis van de volgende wetsartikelen uit de Leerplichtwet van 1969:
Art. 5 onder a LPW; niet leerbaar (heeft niet de voorkeur)
Art. 11 onder d LPW; door ziekte (ziekte is meestal niet de oorzaak)
Art. 22 lid 5 LPW; bij niet nagekomen zorgplicht
Art. 11 onder g LPW; bijzondere omstandigheden zoals geen passend onderwijs te vinden
Wat is een uitzonderlijk hoogbegaafd kind?
Uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen scoren bij een IQ-onderzoek dat is uitgevoerd door iemand met kennis en ervaring op het gebied van hoogbegaafdheid én wanneer dit onderzoek is uitgevoerd op het moment dat een kind nog niet te getraumatiseerd is, meestal hoger dan 145.
Deze kinderen kenmerken zich door een ongelooflijk denkvermogen, dat veel complexer is dan bij een gemiddeld begaafd kind. Zij zijn bovendien allround buitengewoon gevoelig, te definiëren vanuit de overexcitablities zoals beschreven door de Poolse psychiater en psycholoog Kazimierz Dabrowski.4 Hij onderscheidt vijf gebieden van gevoelsintensiteit of superstimulatief-zijn:
Psychomotorische gevoeligheid in de zin van veel willen en moeten bewegen en meer beschikbare energie hebben om taken uit te voeren.
Sensitieve gevoeligheid, waardoor er een groot vermogen bestaat om te genieten van sensitieve prikkels of het zoeken van sensitieve uitlaatkleppen voor innerlijke spanningen.
Ook betekent het een grote prikkelgevoeligheid in negatieve zin (last van geluid, geur, licht, kleding, etc.).
De intellectuele gevoeligheid leidt tot een grote behoefte aan kennis en analyse, tot het stellen van oneindig veel vragen, maar ook tot het zorgelijk nadenken over wereldproblemen en -gevaren.
De beeldende gevoeligheid zorgt voor een groot associatief vermogen in beelden en indrukken en beïnvloedt het creatieve (denk)vermogen, geeft een rijke fantasie, maar kan in stressvolle tijden ook een vlucht uit de werkelijkheid betekenen.
De emotionele gevoeligheid geeft een intense beleving van emotionele relaties en omvat het vermogen om andere mensen aan te voelen. Ook veroorzaakt het zeer intense emoties, zowel in positieve als in negatieve zin. Binnen deze gevoeligheid bestaat een groot zelfbewustzijn.
Michael Piechowski (Pools bioloog, neuroloog en psycholoog) voegde hier onlangs een zesde gevoeligheid aan toe: de intuïtie, waarmee hij wil aangeven hoe sterk intuïtief-gevoelig deze kinderen zijn.
Naast een uitzonderlijk hoog IQ en deze uitzonderlijke gevoeligheden kenmerkt een uitzonderlijke begaafdheid zich, meer nog dan ‘gewone’ hoogbegaafdheid, door een asynchrone ontwikkeling. Tussen de verschillende ontwikkelingsgebieden zoals de motorische, de emotionele, de sociale en/of de cognitieve ontwikkeling kunnen buitengewoon grote verschillen zitten. Binnen elk van deze gebieden bestaan ook weer verschillen: op het ene moment kan een zeer volwassen film worden bekeken en begrepen, het andere moment kan het kind niet slapen zonder zijn vertrouwde knuffeltje. Of de ins en outs van het heelal zijn gesneden koek, maar het kind gelooft nog wel in Sinterklaas. Hoe hoger het IQ is, des te groter wordt deze asynchroniciteit.
Alle kenmerken van hoogbegaafdheid gelden ook voor uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen, maar deze kenmerken zijn dan significant meer aanwezig. Het verschil tussen een IQ van 130 en 150 is zo mogelijk nog groter dan het verschil tussen een IQ van 110 en 130. Deze uitzonderlijk begaafde kinderen hebben een enorme behoefte om van binnen naar buiten te leren, in plaats van van buiten naar binnen. Ze willen graag creëren, zelfstandig werken en autonoom kunnen bewegen binnen hun interessegebieden. Hun manier van zijn en functioneren sluit – uitzonderingen daargelaten – op geen enkele manier aan op het huidige onderwijssysteem. Of liever gezegd: het onderwijs sluit op geen enkele manier aan op wie zij in wezen zijn, en de meeste leerkrachten, hoe goed bedoelend ook, hebben geen flauw idee hoe een uitzonderlijk begaafd kind functioneert. Sterker nog: de grote gevoeligheden, zoals hierboven omschreven, zijn vaak aanleiding om het kind te kwalificeren als autistisch, de beweeglijkheid leidt tot de misvatting dat het om adhd zou gaan, en de enorme emotionaliteit geeft iemand met gebrek aan kennis al gauw het idee dat het om gedragsproblematiek zou gaan. Niets is minder waar.
Je zou met voorzichtigheid kunnen stellen – uitzonderingen zijn er immers altijd – dat hoe hoger het IQ van een kind is, hoe gevoeliger in alle opzichten, hoe complexer zijn denken en des te groter de kans op uitval binnen het huidige onderwijssysteem.
Fulltime hb-onderwijs?
Als regulier onderwijs niet gaat, dan gaan deze kinderen toch gewoon naar fulltime hb-onderwijs, zou je denken. Dat dit een verkeerde vooronderstelling is, wordt al duidelijk in de casussen zoals beschreven in bijgaande kaders. Fulltime hb-onderwijs kenmerkt zich vaker wel dan niet door een schoolse aanpak en door een vaststaand curriculum, net als bij regulier onderwijs. De lesstof is aangepast, dat wel, maar versnellen staat men meestal niet toe. Daarmee zijn ook op de meeste fulltime hb-scholen de kansen op echt maatwerk klein.
Deze scholen gaan overigens op de stoel van de psycholoog of orthopedagoog zitten, omdat zij eisen stellen aan de test die wordt afgenomen. Soms keuren zij bijvoorbeeld alleen de sterk verouderde WISC III goed, maar niet de Rakit. Dat geen enkele IQ-test specifiek is ontwikkeld voor hoogbegaafden – ook de WISC niet – wordt niet meegenomen in deze eis. Verder hanteren deze scholen wat betreft het IQ een harde ondergrens van 130, daarmee buiten beschouwing latend dat hoogbegaafdheid zich niet alleen uitdrukt in een meetbaar IQ (dat bovendien niet altijd uit de test komt, het is afhankelijk van het moment van testen en hoe het kind dan in zijn vel zit), maar ook in de bovengenoemde overgevoeligheden van Dabrowski en de zijnskenmerken zoals beschreven door prof. dr. Tessa Kieboom in het Zijnsluik.5 De kenmerken die Kieboom beschrijft, hebben betrekking op het voelen en zijn achtereenvolgend perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel, hoogsensitiviteit en een kritische instelling.
Naast het buiten beschouwing laten van de onmiskenbare karakteristieken van hoogbegaafdheid, speelt ook nog mee dat de meeste fulltime hb-scholen pas onderwijs aanbieden vanaf groep 4, terwijl deze kinderen al in een veel eerder stadium aangepast onderwijs nodig hebben. Last but not least worden hoge eisen gesteld aan het functioneren van leerlingen die worden toegelaten. Ze mogen eigenlijk geen beschadiging hebben opgelopen in de voorgaande jaren, hetgeen bij veel uitzonderlijk begaafde kinderen vrijwel onmogelijk is.
Hoe dan wél?!
Er zijn twee ‘toverwoorden’ als het gaat om onderwijs voor (uitzonderlijk) hoogbegaafde kinderen: menselijkheid en maatwerk.
Menselijkheid
Hoogbegaafdheid kan niet werkelijk worden begrepen, tenzij men zelf hoogbegaafd is. Dat klinkt kort door de bocht, maar toch is het zo. Net zo goed als je van een zwakbegaafd mens niet kunt verwachten dat hij een gemiddeld begaafd mens kan snappen (en dit omgekeerd veel makkelijker is), kun je van een gemiddeld begaafde niet verwachten dat hij een hoogbegaafd mens kan begrijpen, terwijl dit omgekeerd wel het geval is. Met dit als uitgangspunt zou het de meest ideale situatie zijn wanneer hoogbegaafde kinderen worden begeleid door hoogbegaafde leerkrachten. Immers, dit zijn de enige mensen die hen echt kunnen begrijpen en aanvoelen. Aangezien maar twee procent van de mensheid hoogbegaafd is, geldt ditzelfde aantal ook voor leerkrachten. Kortom: het is een utopie. De wenselijkheid daarvan daargelaten, zullen we moeten roeien met de riemen die we hebben. En dat betekent dat de meeste leerkrachten die werken met hoogbegaafde kinderen, zelf niet hoogbegaafd zijn. Is dat erg? Niet per se.
De belangrijkste pijler op basis waarvan werken met hoogbegaafde kinderen succesvol kan zijn,
is menselijkheid. Dat vraagt van een leerkracht in de eerste plaats dat hij zijn persoonlijke issues kan overstijgen en dat hij zichzelf zichtbaar kan maken als mens, óók in het niet-weten. Dat hij/zij zich vragend durft op te stellen en het kind serieus neemt in diens antwoorden.
Het kind is in zijn cognitieve potentie zijn docent de baas, maar de docent heeft de levenservaring en de kennis die het kind nog niet heeft. En dus kan er een gelijkwaardige dialoog zijn waarbij ieder in zijn/haar waarde blijft. De docent moet het vermogen hebben om mee te bewegen, zonder grenzeloos te worden. En het is nodig dat hij/zij out of the box durft te denken, dingen durft te doen op een manier die hij/zij nog niet eerder zo heeft gedaan, los durft te laten dat dingen in het onderwijs ‘nou eenmaal’ op een vaste manier moeten gebeuren. Juist door de asynchrone ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen is het van belang om ze niet over één kam te scheren. Dat kan domweg niet. Respecteer hun autonomie en hun specifieke leerstijl. Ze passen immers niet in het algemene onderwijshok.
Het hoogbegaafde kind weet feilloos of iemand zichzelf is of
niet. Hij voelt alleen een klik met mensen die ‘echt’ zijn, en hij kan alleen
iets aannemen van mensen met wie het klikt. Als er geen klik is, is het al snel
een mismatch en ontstaat bij het kind, extreem gevoelig als hij is,
onveiligheid. Vanuit die onveiligheid komt het leren onmiddellijk in het
geding. Het kind heeft nu twee routes: óf aanpassen – waarmee hij zijn
eigenheid verliest – óf in protest gaan – waarmee de afstand tussen hem en
degene die hem begeleidt, alleen maar groter wordt, met als gevolg nog meer
onveiligheid.
De meeste hoogbegaafde kinderen passen zich in meer of mindere mate aan en
voelen zich in meer of mindere mate onveilig. Dat laten ook de in de kaders
beschreven kinderen allemaal zien. Al vanaf heel jonge leeftijd komen zij in
een omgeving waar zij niet werkelijk gezien worden, waar zij niet gelijkwaardig
worden aangesproken en waar zij als afwijkend worden behandeld. Wat zij ook
zijn, en daar zijn ze zichzelf maar al te goed van bewust. Immers, zij hebben
een groot vermogen tot het waarnemen van sociale structuren, van emoties van
anderen en van zichzelf. Zij nemen zichzelf waar ten opzichte van de rest en
weten: ‘ik ben anders’. Wanneer dit niet op een oprechte en sensitieve manier
wordt erkend en begeleid door een volwassene, ontstaat een laag zelfbeeld. Het
kind wordt onzeker, angstig, boos, hij verliest zelfvertrouwen, heeft last van
voortdurende stress, neemt geen initiatieven meer, met uiteindelijk depressie en
burn-out tot gevolg. Deze kinderen kunnen dan niet meer naar school, haken af
bij elke vorm van druk en kunnen al op tilt slaan bij woorden die gekoppeld
zijn aan het concept ‘school’. Zij hebben geen vertrouwen meer in andere
kinderen en/of andere volwassenen dan hun ouders en zijn getraumatiseerd
geraakt.
Heel veel hangt dus af van menselijkheid, oprechtheid, een vragende opstelling, out of the box durven denken, eerlijk zijn over de beperking van je eigen kunnen, eigenaarschap van persoonlijke issues – allemaal must have-eigenschappen voor leerkrachten die met hoogbegaafde kinderen werken. En niet in de laatste plaats: kennis van hoogbegaafdheid, inclusief alle heftige gevoelens die dit met zich meebrengt. Die gevoelens hoeven alleen maar erkend te worden, in plaats van gediskwalificeerd als gedragsproblematiek.
Maatwerk
Hoe komt het (uitzonderlijk) hoogbegaafde kind nu tot leren?
Allereerst moet worden afgestemd op zijn asynchrone
ontwikkeling. Daarin is constante flexibiliteit nodig. Wat vandaag werkt, kan
morgen weer anders zijn. De inhoud van een vakgebied moet worden
gedifferentieerd. Versnellen is eigenlijk geen gespreksonderwerp – immers, je
sluit aan bij waar het kind zit in zijn ontwikkeling, per onderdeel. Dat kan
bijvoorbeeld wat betreft rekenen op wiskundeniveau zijn en wat betreft
schrijven/motoriek op groep 2-niveau. Begrijpend lezen op niveau van groep 6,
Engels op niveau van groep 8, aardrijkskunde op vo-niveau.
Hiermee wordt ook duidelijk dat je je niet kunt beperken tot het aanbieden van
alleen basisschool-lesstof. De leerlijn hoort ononderbroken te zijn (zie
wetgeving), wat betekent dat niet mag worden afgeremd wanneer groep 8 nog lang
niet in zicht is maar de lesstof ‘op’ dreigt te raken. Nee, dat betekent
aanbieden wat noodzakelijk is, dus blijven aansluiten bij het kind. Als het
nodig is, dan gaat het kind voor een aantal vakken naar vo, met een begeleider. Nog mooier zou het zijn wanneer er
fulltime hb-onderwijs ontstaat waarin po
en vo aan elkaar gekoppeld zijn.
Het kind en zijn ontwikkeling horen centraal te staan, de leerkracht/begeleider sluit daarbij aan op de zone van naaste ontwikkeling: daar waar het kind wat te leren heeft, zonder dat de stap en de verwachtingen al te groot zijn. Dit hoogbegaafde kind heeft namelijk net als andere kinderen, en misschien zelfs meer, instructie en begeleiding nodig, maar wel op een coachende, niet-autoritaire manier.
Dit alles impliceert ook het durven loslaten van een vast curriculum. Hoogbegaafde kinderen schrijven hun eigen curriculum, leerkrachten hoeven alleen met ze mee te lopen en aan te bieden wat er voor dit specifieke kind in het huidige moment aan de orde is. Een cruciaal element hierin is het hebben van vertrouwen. Vertrouwen dat het kind leert op eigen wijze, dat het kind van nature een enorme leerimpuls heeft, en vertrouwen in het niet vooraf weten van het te belopen pad. Dat staat lijnrecht tegenover het huidige onderwijssysteem waardoor wij allen gevormd zijn en door welke bril wij allemaal hebben leren te kijken. Er is moed voor nodig om daaruit te stappen.
Binnen maatwerk wordt lesstof topdown en abstract aangeboden en er wordt per deelgebied aangesloten op het kind. Er worden in overleg met het kind doelen gesteld, kind- en situatieafhankelijk, en hiermee valt vervolgens de noodzaak weg om te toetsen of cijfers te geven.
Er is ruimte voor eigen onderzoek, en het is mogelijk om op verschillende plekken te leren. Waarom zou leren alleen in een schoolgebouw moeten plaatsvinden? Is een museum, een excursie, een bibliotheek of een stage niet minstens net zo leerzaam? Waarom zou een kind fulltime op school moeten zitten als hij daar misschien overprikkeld van raakt? Het leren gaat thuis gewoon door, leren hoeft natuurlijk niet gebonden te zijn aan schoolse vakken.
Opdrachten worden aangeboden in de vorm van hogere-denkorde-opdrachten, waarin het kind zijn cognitieve kracht kan inzetten: hij kan creëren, evalueren en analyseren. Binnen dit soort opdrachten kan heel wat lesstof besloten zitten die een kind spelenderwijs opdoet door zelf onderzoek te doen.
Korte lijnen met ouders zijn een must, zij zijn de eersten die waarnemen of het kind goed of juist minder lekker in zijn vel zit. De cruciale sleutel hierin is een gevoel van gezamenlijkheid, de driehoek kind – ouder – school hoort een harmonisch geheel te zijn waarin ego’s buiten de deur blijven (zie de must have-eigenschappen van leerkrachten).
Last but not least zou hb-onderwijs traumasensitief moeten zijn.6 Kinderen met opgelopen deuken zouden juist toegang moeten krijgen tot onderwijs voor hoogbegaafden! Elke school die hiertoe bereid is, zou extra geld van de overheid moeten krijgen, zodat de nodige zorg kan worden geboden in de vorm van extra begeleiding. Er is een pot met geld beschikbaar gesteld door minister Slob van Onderwijs, te besteden aan extra faciliteiten voor hoogbegaafden. Waarom dat geld niet bestemmen voor inclusieve scholen?
Pionierskinderen
Ons huidige schoolsysteem is zeer gedateerd en hard aan vernieuwing toe. De vernieuwing van binnenuit laten plaatsvinden is een lange en stroperige weg. Er zijn nieuwe denkers en doeners nodig (lees de beschrijving van leerkrachten hierboven) om die zware kar te trekken. Niet voor niets is het aantal particuliere vernieuwende scholen sterk groeiend. Door particulier te blijven, blijven deze scholen ook vrij van rigide regelgeving, zodat er niet alleen voor de kinderen maar ook voor de professionals meer ruimte is om autonoom en flexibel te bewegen. De akelige keerzijde hiervan is dat dit onderwijs alleen beschikbaar is voor mensen die het kunnen betalen.
Onderwijsvernieuwing voor (uitzonderlijk) hoogbegaafde kinderen is een absolute must. Wanneer deze kinderen onbeschadigd kunnen opgroeien en hun potentieel volledig tot bloei kan komen, zijn zij met al hun geweldige capaciteiten in staat om positieve veranderingen in de wereld tot stand te brengen. Maar eigenlijk wens ik álle kinderen vernieuwend onderwijs toe, waarin ieder kind kan zijn wie hij is, wordt uitgedaagd op eigen niveau, mag werken aan eigen interesse, zonder dat dit wordt dichtgetimmerd door regeltjes, stramienen en toetsen. Onderwijs waarin plaats is voor vertrouwen in het kind en zijn groeikracht, hoogbegaafd of niet. En waarin leerkrachten de ruimte krijgen om te doen waar zij goed in zijn en blij van worden, ieder op eigen niveau en naar eigen kunnen.
Kinderen als Lars, Pieter, Romi en Freek zijn
pionierskinderen. Door hun exclusiviteit, zowel in aantallen als ook ten
opzichte van het onderwijs, maken zij zichtbaar wat er schort aan het systeem.
Zij brengen de offers die ons allen duidelijk maken dat er écht iets moet
veranderen. Laten wij hen, en hun ouders, innig koesteren en steunen in plaats
van hun het leven onmogelijk te maken.
* De namen van de kinderen zijn veranderd in verband
met hun privacy. Hun verhalen zijn met toestemming van hun ouders beschreven.
Noten
1. Bessel van der Kolk, Traumasporen.
Uitgeverij Mens!,2016reg.
2. Arjan Kerkhof, Koning Knor verbouwt
de scholen. Uitgeverij Sprietje, 2018.
3. Frank Hoogeboom, Emil
Roelofs en Katinka Slump, Rapport ‘Van
Miep ziek naar Miep op maat – Passend onderwijs voor ieder kind’. Werkgroep
Maatwerk Coöperatie Ouderkracht voor ’t kind, mei 2015.
4. Sal Mendaglio,
Dabrowski’s Theory of Positive
Disintegration. Great Potential Press, Inc.,
2008.
5. http://www.hoogbegaafdvlaanderen.be/downloads/syllabusHoogbegaafdheidCBO.pdf.
6.
Anton Horeweg, De
traumasensitieve school – Een andere kijk op gedragsproblemen in de klas. Lannoo Campus, 2018.
Links
www.adviesonderwijsrecht.nl (website Katinka Slump)
www.balansdigitaal.nl (oudervereniging Balans)
https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-onderwijs-cultuur-en-wetenschap (ministerie van Onderwijs)
Suzanne van Haaften, moeder van drie hoogbegaafde kinderen van wie twee uitzonderlijk hoogbegaafd, werkt vanuit haar eigen praktijk Lichtblauw in Driebergen. Zij adviseert en coacht ouders bij het opvoeden van hun hoogbegaafde kinderen en begeleidt kinderen in GelukkigHB-groepen. Daarnaast heeft zij grote affiniteit met de doelgroep thuiszitters en organiseert zij peergroepen voor hoogbegaafde thuiszitters en ontmoetingsgroepen voor hun ouders.